Sjabloon:2017:7

Uit Spelregels voor tafelarbiters

ARTIKEL 7 Controle van borden en kaarten

A. Plaats van het bord

Het bord dat moet worden gespeeld, wordt midden op de tafel gelegd en moet daar in de juiste richting blijven liggen tot het is gespeeld.

B. Het uit het bord nemen van de kaarten

  1. Elke speler neemt de hand uit het vak dat met zijn windrichting overeenstemt.
  2. Elke speler telt zijn kaarten met de beeldzijde naar beneden om zich ervan te vergewissen dat hij er precies dertien heeft; daarna moet hij, voordat hij een bieding doet, zijn kaarten inzien.
  3. Gedurende het spelen blijft elke speler in het bezit van zijn eigen kaarten, waarbij hij ervoor zorgt dat zij niet vermengd raken met die van een andere speler. Het is de spelers niet toegestaan tijdens of na het spelen andere dan hun eigen kaarten aan te raken, tenzij hiervoor toestemming van een tegenstander of de wedstrijdleider is verkregen (de leider mag echter de kaarten van de blinde spelen in overeenstemming met artikel 45).

C. Het in het bord terugsteken van de kaarten

Elke speler dient na afloop van het spel zijn oorspronkelijke dertien kaarten te schudden en daarna terug te steken in het vak dat met zijn windrichting overeenstemt. Daarna mag geen enkele hand meer uit het bord genomen worden, tenzij een speler van elk paar of de wedstrijdleider daarbij aanwezig is.

D. Verantwooordelijkheid voor de gang van zaken

De verantwoordelijkheid voor de juiste gang van zaken aan tafel ligt in de eerste plaats bij elke deelnemer die gedurende de hele zitting aan die tafel blijft.