Samenhang reglementen
Inhoud
Spelregel-beheer: de LC-WBF
Bridge is een jonge denksport, zeker als je dat vergelijkt met Schaken, Dammen of Go. Met de huidige puntentelling bestaat het spel pas sinds 1925. Bridge is een grote denksport kunnen worden doordat overal ter wereld werd ingezien dat, om Bridge een grote denksport te kunnen maken, daar uniforme, wereldwijd geldende spelregels voor noodzakelijk waren. Ondanks dat dat inzicht wereldwijd wel bestond, heeft het toch lang geduurd voordat het Spr.-beheer centraal geregeld was.
Die centrale plek waar de Spr. sinds 1963 worden beheerd is de LC (Law Committee) van de WBF (World Bridge Federation). De LC-WBF herziet ca. eens in de 10 jaar de Spr. De LC-WBF staat al decennia lang onder leiding van de Nederlander Ton Kooijman.
De WBF is in 1958 opgericht en heeft toen onverkort de Spr.-versie overgenomen die al sinds 1948 gold voor de Portland Club (Engeland), de EBL (Europese Bridge League, die voor 1948 IBL heette – International Bridge league, ca. 1932 opgericht) en de ACBL (American Contract Bridge League), die die spelregelversie in 1948 waren overeengekomen. De Nederlandse vertaling van de 1948-Spelregels kreeg pas in 1949 zijn beslag.
De 1949-versie was eigenlijk pas de eerste duplicate-bridge Spr.-versie. Eerdere spelregelversies (in Nederland 1932, 1936, onder auspiciën van de Portland Club en IBL) waren te weinig gericht op het vergelijkbaar maken van het spelresultaat, omdat “robberen” in het begin de grote mode was.
In Nederland zijn er op Spr.-gebied sinds 1949 Spr.-wijzigingen geweest in 1959 [niet ondersteund door WBF], 1963, 1975, 1982 [niet uitgebracht door WBF], 1987, 1997, 2007 en 2017.
De WBF regelt niet alleen de Spr., maar organiseert ook om de 2 jaar het wereldkampioenschap viertallen (de Bermuda Bowl), die Nederland 2x heeft gewonnen, t.w. in 1993 en 2013. In de even jaren wordt het wereldkampioenschap paren door de WBF georganiseerd, dat in 1966 door Kreijns-Slavenburg werd gewonnen.
Organisatie WBF/NBB
De WBF is onderverdeeld 8 zones, waarvan de Europese zone in ledenaantal verreweg de grootste zone is. De grootste nationale bonden binnen de EBL zijn de Federation Francaise de Bridge met 96412 leden als grootste en de NBB – opgericht 30 november 1930 met 79871 leden - als een na grootste. De Engelse Bridge Union, met 37243 leden, is nr. 3, en het Deutscher Bridge Verband (24229), Federazione Italiana Gioco Bridge (23923) en de Swedish Bridge Federation (23209) zijn ook grootmachten. Andere grote zones zijn de Noord-Amerikaanse zone met als grootste de USBF (United States Bridge Federation, 153383), de Asia Pacific met de Chinese Contract Bridge association met 81500 als belangrijkste, en de South Pacific (Australian Bridge Federation 36941 en New Zealand Bridge Inc 14174). De officiële bond van de VS is tegenwoordig de USBF maar hoe de USBF zich verhoudt tot de ACBL heb ik (nog) niet met zekerheid kunnen achterhalen. Waarschijnlijk is de ACBL als aparte organisatie lid van de USBF. De ACBL hanteert wel onverkort de LC-WBF-Spr.-versie van 2017 maar heeft eigen, strengere, aanvullende regelgeving zoals een zero-tolerance beleid voor gedrag aan tafel.
Voor Nederland is dit het "gezags"-lijntje: WBF (LC-WBF) / EBL / NBB (WEKO) / District / Club (TC/WL). De EBL heeft geen aanvullende regelgeving in het leven geroepen.
Qua opleiding is de NBB is in zijn aanpak van clubkader uniek in de wereld. Vrijwel overal ter wereld zijn bridgeclubs commercieel en worden de WL-‘s binnen de desbetreffende club of sociëteit opgeleid. Het Nederlandse systeem van BVC/CLB/WL zorgt daarom van oudsher en als vanzelf voor “over”vertegenwoordiging van Nederlanders binnen het internationale arbitercorps van de WBF. Bekende toparbiters zijn Ton Kooijman, Hans de Jager (†), Jeanne van de Meiracker, Marc van Beijsterveldt, Ad Cosijn, Rob Bosman.
Flexibiliteit Spelregels
De Spr. zijn zodanig geformuleerd dat de nationale bonden en de toernooiorganisaties (het RB) verschillende zaken kunnen aanpassen. In de Nederlandse versie van de Spr. wordt zo’n nationale bond het bondsbestuur genoemd, zie het voorwoord in de Spr. en de definitie van Bondsbestuur in de Spr.. In de Nederlandse versie van de Spr. staat over zaken waar de VBL (Vlaamse Bridge Liga) en de NBB het eens zijn de beslissing van de bondsbesturen in de tekst van de Spr. meteen genoemd, anders is het open gelaten (zie het voorwoord in de Spr.). Op dit punt wijkt de tekst van de Nederlandse versie dus af van de internationale tekst van de Spr. die in het Engels is. Twee andere zaken die in de Nederlandse versie van de Spr. anders zijn, is de aanwezigheid van de trefwoordenindex en het BiddingBoxReglement (die beide in de internationale versie ontbreken).
Het recht om aanvullende bepalingen te maken wordt door de Spr. aan het Bondsbestuur verleend via art. 80A3 en 80B2(f). In 80A3 is vervolgens bepaald dat de NBB zijn aanvullende bepalingen mag uitbesteden aan commissies. In 80B2(f) is bepaald wat gereguleerd mag worden (mag niet in strijd zijn met de Spr.). In de Spr. zelf worden op diverse plaatsen zaken genoemd die ter regulering worden aangeboden.
Bij elkaar betekent dit dat om te snappen welke aanvullende regelementen en bepalingen er waar en wanneer van toepassing kunnen zijn, en voor welke wedstrijden dat dan geldt, je moet weten onder welke auspiciën de desbetreffende wedstrijd is georganiseerd. Voor clubwedstrijden in Nederland is dat dus het lijntje WBF-EBL-NBB(WEKO)-Bepalingen District-Bepalingen Club. Ten aanzien van bepalingen van het district is het NBB-Competitiereglement van belang en van toepassing.
In clubreglementen kan van alles extra geregeld worden. Vaak wordt de Noordspeler daarin genoemd als degene die de bridgemate beheert, en zelfs opruimen en drankjes aanbieden aan de tegenstander is soms geregeld. Maar in de Spr. zelf komt de Noordspeler echter maar 1x voor (in 8A2), en in het WR-NBB, art. 7.2 is aanvullend bepaald dat Noord de score vastlegt. Een clubreglement kan op sommige punten het WR-NBB over-rulen, zie het WR-NBB voor de situaties waarvoor. Op zich is het niet wijs op je club afwijkende regelingen aan te houden omdat het je potentieel in conflict brengt met deelnemende buitenstaanders, maar het kan wel. Zie het eigen Club WR in hoeverre dit van toepassing is.
De NBB heeft gebruik gemaakt van zijn in 80A3 toegekende mogelijkheden en heeft diverse commissies ingesteld om aanvullende reglementen te maken.
De voor de Spr. belangrijke commissies zijn de WEKO (WEdstrijdKOmmissie) en de PK (ProtestKommissie).
De WEKO heeft o.a. het beheer over het WR-NBB, het CR-NBB, de BSC/HOM-(BruineStickerConventies/Hoogst OngebruikelijkeMethoden) regeling en de alerteerregeling, en brengt eens per kwartaal de WekoWijzer uit (wel inloggen met NBB-Bondsnummer op site NBB). De PK handelt doorverwezen protesten van de organiserende instanties af. Dat dit kan staat in art. 14 WR-NBB en hoe dat moet staat in het protestreglement beschreven. Protesten voortvloeiende uit 93C komen uiteindelijk hier terecht. Zo’n protest wordt alleen behandeld (kan ook alleen behandeld worden) indien het protestformulier volledig, d.w.z. met alle relevante feiten, is ingevuld. Zie WW111 hoe het formulier (niet) moet worden ingevuld, zie WW132 voor de WEKO-aanbeveling hoe om te gaan met protesten in clubwedstrijden.
Welke zaken zijn er zoal nader te regelen en hoe zijn ze door welk reglement geregeld?
In 1B staat de mogelijkheid dat het Bondsbestuur van gebruikte speelkaarten kan eisen dat de beeldzijde ook punt symmetrisch is. Het Bondsbestuur (de WEKO) heeft dit niet geëist.
In 12C2b staat de mogelijkheid van een afwijkende G+/G- voor bijv. Butlerwedstrijden. Het Bondsbestuur (de WEKO in het WR-NBB) heeft dit wel geregeld en bepaald dat de G+/G- i.g.v. Butler +2/-2 IMP moet worden (zie WR-NBB art. 12). Neuberg is verplicht gesteld als rekenmethodiek via art.11 van het WR-NBB.
In 12C2(d) staat een mogelijkheid voor regulering indien minder gespeelde spellen, dan andere scoremethode. De WEKO heeft dit niet gedaan.
In 16B staat de keuzemogelijkheid voor het Bondsbestuur om de procedure “rechten voorbehouden” te verbieden. Het bondsbestuur heeft dit niet gedaan. “Rechten voorbehouden” geldt uitsluitend voor situaties waarin een speler potentieel OI-gebruik door tegenstanders op een later tijdstip via de WL aan de orde wil stellen (en de procedure is ook alleen daarvoor bedoeld). Partijen aan tafel mogen dan alleen verder met het spel als men het over de gegeven OI eens is. Anders geldt dat “(de tegenstanders behoren de wedstrijdleider onmiddellijk te ontbieden als zij de eventuele overdracht van ongeoorloofde informatie bestrijden)”. Onder OI, gegeven door partner, valt NIET bijv. wijzigen bieding, een onvoldoende bod of een gevallen kaart. Dat zijn zaken die gewoon via de Spr. in een rechtzettingsprocedure afgehandeld moeten worden, en gaat de NOP in zo’n geval verder dan geldt gewoon de 11A-regel. Maar men kan een opmerking maken, of gedrag vertonen (een denkpauze bijv.) die OI inhoudt, en waarvoor geen directe rechtzettingsprocedure is en dan is de procedure “rechten voorbehouden” wel aan de orde.
In 18F en 20F1 staan mogelijke regelingen m.b.t. het schermreglement. De WEKO heeft wel regelingen gemaakt, maar als CLB-er krijg je normaliter niet te maken met het schermreglement en zijn afwijkende bepalingen.
In 20G3 wordt via 40B2b verwezen naar een mogelijkheid genoemd in het BSC-reglement: als je tegenpartij gebruik maakt van een bruine sticker conventie, een multi 2♦ of een multi 2♣ , dan mag je je eigen (op een apart blad) op schrift gestelde verdediging daartegen tijdens het bieden raadplegen. Dat aparte blad wordt beschouwd als deel uitmakende van de SK van de tegenpartij.
In 21B1a staat “Het niet meteen alerteren wanneer dit alerteren voorgeschreven wordt door het Bondsbestuur, wordt beschouwd als onjuiste informatie.”. Het Bondsbestuur heeft via art. 8 van het WR-NBB de alerteerregeling als aanvullend reglement verplicht gesteld.
In 40A1(b) wordt de mogelijkheid genoemd voor het verplicht stellen van een SK. De WEKO heeft dit gedaan via WR-NBB art.6.1 en bovenop het vermelden van de speciale afspraken van 40B1b en 40B1(c) dit nader gereguleerd in art 6. WR-NBB. In 40B2(a)ii staat nog eens explicieter dat de SK verplicht gesteld mag worden.
In 40B2(a)i staat de juridische grondslag voor de BSC/HOM-regeling. De BSC/HOM-regeling geldt voor wedstrijden genoemd in de aanhef van de regeling.
In 40B2(a)ii staat de mogelijkheid dat een SK verplicht kan worden gesteld. De NBB heeft dit gedaan in WR-NBB 6.1.
In 40B2aiii staat de mogelijkheid dat de NBB een alerteerregeling in het leven kan roepen. De NBB heeft dit gedaan en spelers verplicht via WR-NBB 8.1 hiervan gebruik te maken.
V.w.b. de in 40B2(a)v genoemde mogelijkheid (“psychen middels conventies”) heeft de NBB deels gebruik gemaakt door in de BSC-regeling bij de definitie van BSC onder punt 4 op te nemen: “4. Psychologische biedingen waarvan het gebruik door het gebruikte biedsysteem wordt beschermd of vereist.”. In de toelichting staat als voorbeeld genoemd dat het 2SA-antwoord als antwoord op een Muiderberg (krachttonend t.o.v. het zwakkere, converteerbare 3 ) een dergelijke bieding is.
Van de mogelijkheden genoemd in 40B2(a)iv, 40B2(b), 40B2(c) en 40B2(d) heeft de WEKO geen gebruik gemaakt. Dat is bijgevolg ook niet anders geregeld dan dat er staat.
In 41A staat de mogelijkheid genoemd dat het Bondsbestuur een open uitkomst kan voorschrijven. De gedekte uitkomst (voorgeschreven door de NBB) heeft enkele voordelen boven de open uitkomst. Zo wordt vaak de uitkomst van de verkeerde kant vermeden en kan partner na de gedekte uitkomst nog vragen stellen waarmee eventuele verkeerde uitleg aan het licht komt en een gedekte uitkomst nog vervangen kan worden. Anderzijds is er na een gedekte uitkomst een overlap tussen de uitlegperiode (deel van de biedperiode) en “het spelen”, en het voelt raar aan dat het spelen al begonnen is terwijl je nog in de biedperiode zit. Vandaar dat er iets te zeggen is om de speelperiode te laten beginnen met de open uitkomst. Speelperiode en biedperiode zijn dan strikt gescheiden.
In 70E2 heeft de WEKO geen volgorde vastgesteld voor het noemen van een volgorde van het spelen van kaarten als de claimer geen volgorde geeft, maar het is een volstrekt acceptabele aanname dat zonder toelichting met een enkele troef buitenboord begonnen wordt met de hoogste troef. Anderzijds, als een tegenstander beredeneerd ingegooid kan worden met een lage kaart is dat eveneens volstrekt acceptabel.
In 73A1 wordt het Bondsbestuur de mogelijkheid gegeven verplichte pauzes voor te schrijven, bijv. na een sprongbod. De WEKO heeft dit gedaan in het WR-NBB art. 10. (De STOP-regel, zie WW120: “De STOP-regel” voor uitleg).
Regelingen m.b.t 76A2 en 76C2 (toeschouwers) zijn voor een CLB-er niet van belang. Als er zulke regelingen zijn, zullen die per evenement gelden.
In 78D wordt de mogelijkheid van andere score-methoden genoemd die niet in het Spr.-boekje worden beschreven. Te vermelden valt dat de WEKO de score-methoden cross-imps, instant-match-points en Patton toestaat (WW139).
80B2(f) vormt de juridische grondslag voor de mogelijkheid van het in het leven roepen van het WR-NBB. Let op de regelingen in dit reglement m.b.t. speeltempo (art.5), speltempo (16), en van de standaardstraffen achterin dit reglement (art.23).
In 86B3 wordt een mogelijkheid genoemd als meerdere borden in de verkeerde windrichting of door dezelfde spelers werden gespeeld. In WW139 staat dat de WEKO beslist heeft dat in zo’n geval de desbetreffende borden worden geannuleerd en er zo veel als mogelijk is binnen de beschikbare tijd opnieuw moeten worden gespeeld.
Van de mogelijkheid genoemd in 93C heeft de NBB gebruik gemaakt via 80B2(k). Hieraan ontleent de PK zijn bestaansrecht. Zie het protestreglement voor de wijze waarop een protest moet worden ingediend.
Het biddingboxreglement is als appendix aan de Spr. toegevoegd en (als zijnde deel uitmakende van de Spr.) voor NBB/VBL geldig verklaard via de aanhef van dat reglement.
Jurisprudentie, oftewel “Laat je niks wijs maken”
Dus al iemand naar je toekomt met “ik heb gelezen dat de multi een BSC is”, of “je mag met een 7-kaart nòòòooit met een multi openen” dan kan die persoon dat best gelezen hebben, maar dan is dat wellicht zo in een verband dat niet via het lijntje is waar we ons in Nederland met zijn allen in bevinden. Het staat bijv. in een afwijkend clubreglement, of het staat bijv. op de site van de ACBL. Met name de ACBL heeft strenge aanvullende wetgeving maar in Nederland is de WEKO/NBB de aanvullende wetgever, de regulating authority. Dáár hebben we hier mee te maken, en niet met de ACBL. En vaak geldt hetzelfde voor overgewaaide jurisprudentie vanuit andere zones (lees: Noord-Amerika) die hier vaak niet van toepassing zijn vanwege de in de jurisprudentie gebruikte andere aanvullende bepalingen.
Jurisprudentie die wel van belang is, staat in het orgaan van de WEKO, de 4-maandelijkse WEKO-Wijzer. In WW129 en WW133 staan enkele van die veel omstreden zaken wat er daarvoor in Nederland geldt.
Samenvatting Naast de Spr. gelden voor normale Nederlandse wedstrijden
- het WR-NBB: https://www.bridge.nl/wp-content/uploads/2018/09/Wedstrijdreglement2017.pdf
- daarmee de alerteerregeling (zie WW130, WW131, WW136 voor een discussie omtrent het nut): https://www.bridge.nl/wp-content/uploads/2019/02/Alerteerregeling.pdf (de toelichting op de alerteerregeling: https://www.bridge.nl/wp-content/uploads/2018/09/Toelichting_Alerteerregeling.pdf)
- de BSC/HOM-regeling (zie WW128 en WW133 voor nadere uitleg, WW135 regeling bij overtreding verbod): https://www.bridge.nl/wp-content/uploads/2018/09/Regeling_BSC_en_HOM_2017.pdf
- de STOP-regel (Zie WW120 voor een toelichting voor het waarom van het instellen van de regel) is via art. 10 van het WR-NBB verplicht gemaakt voor wedstrijden waarin het WR-NBB geldt
- het BiddingBox reglement is verplicht via het aanhangsel in de Spr. (zie appendix)
- eventueel het NBB-Competitiereglement: https://www.bridge.nl/wp-content/uploads/2018/09/Competitiereglement2018.pdf
- eventueel het Club-WR
Al deze regelingen (behalve dan het Club-WR) kan je op de http://bridge.nl, de site van de NBB, vinden.