Hoofdstuk VI Het spelen - Deel I - De juiste gang van zaken

Uit Spelregels voor tafelarbiters

ARTIKEL 41 Het begin van het spelen

A. Gedekte uitkomst

Nadat een bod, doublet of redoublet gevolgd is door drie opeenvolgende pasbiedingen, komt de tegenspeler links van de vermoedelijke leider uit, met de beeldzijde van de kaart naar beneden 1). De gedekte uitkomst mag alleen na een onregelmatigheid en op aanwijzing van de wedstrijdleider worden teruggenomen (zie artikel 47E en 54); de teruggenomen kaart moet weer aan de hand van de tegenspeler worden toegevoegd.

1) Het Bondsbestuur mag voorschrijven dat uitkomsten gedaan worden met de beeldzijde naar boven. (Het Bondsbestuur schrijft voor dat uitkomsten gedaan worden met de beeldzijde naar beneden.)

B. Herhaling van het biedverloop en het stellen van vragen

Voordat de uitkomst open wordt gelegd, mogen zowel de partner van de speler die moet uitkomen als de vermoedelijke leider (maar niet de vermoedelijke blinde) een herhaling vragen van het biedverloop of om uitleg vragen van een bieding van een tegenstander (zie artikel 20F2 en 20F3). De leider 2) en beide tegenspelers mogen bij hun eerste beurt om te spelen een herhaling van het bieden vragen; dit recht eindigt, wanneer zij een kaart spelen. De tegenspelers (onderworpen aan artikel 16) en de leider behouden het recht om gedurende de gehele speelperiode uitleg te vragen maar alleen als het hun3 beurt is om te spelen.

2) De eerste keer dat de leider aan de beurt is om te spelen vanuit de blinde, tenzij hij een uitkomst voor de beurt accepteert.

C. Uitkomst wordt opengelegd

Na afloop van deze uitlegperiode wordt de uitkomst opengelegd. De speelperiode begint onherroepelijk en de hand van de blinde wordt op tafel gelegd (maar zie artikel 54A bij een opengelegde uitkomst uit de verkeerde hand). Nadat het te laat is om eerdere biedingen te laten herhalen (zie B), hebben de leider en beide tegenspelers, als het hun 3) beurt is om te spelen, het recht te vernemen wat het contract is en óf, maar niet door wie, het werd gedoubleerd of geredoubleerd.

3) De leider mag uitleg vragen als hij speelt vanuit de blinde of vanuit zijn eigen hand.

D. De hand van de blinde

Nadat de uitkomst is opengelegd, legt de blinde zijn hand open voor zich op tafel, kleur bij kleur en in volgorde gerangschikt, zijn kaarten in afzonderlijke rijen met de laagste kaarten naar de leider en in de lengterichting naar de leider toe liggend. De troeven liggen vanuit de blinde gezien aan de rechterkant. De leider speelt zowel zijn hand als die van de blinde.

ARTIKEL 42 De rechten van de blinde

A. Onbeperkte rechten

  1. De blinde is gerechtigd in het bijzijn van de wedstrijdleider informatie te verstrekken over feiten of spelregels.
  2. Hij mag het aantal gemaakte en niet-gemaakte slagen bijhouden.
  3. Hij speelt de kaarten van de blinde in opdracht van de leider volgens diens aanwijzingen en zorgt ervoor dat de blinde niet verzaakt (zie artikel 45F als de blinde een speelwijze suggereert).

B. Beperkte rechten

Bovendien mag de blinde rechten uitoefenen onder de beperkingen bepaald in artikel 43.
  1. De blinde mag de leider (doch niet een tegenspeler), als die in een slag niet heeft bekend, vragen of hij nog een kaart in de voorgespeelde kleur bezit.
  2. Hij mag proberen elke onregelmatigheid te voorkomen.
  3. Hij mag de aandacht vestigen op elke onregelmatigheid maar uitsluitend na afloop van het spelen.

ARTIKEL 43 Beperkingen voor de blinde

A. Beperkingen voor de blinde

1.   (a) Alleen nadat een andere speler de aandacht vestigde op een onregelmatigheid, mag de blinde het initiatief nemen tot het ontbieden van de wedstrijdleider.
(b) Tijdens het spelen mag de blinde niet de aandacht vestigen op een onregelmatigheid.
(c) De blinde mag niet deelnemen aan het spelen en hij mag over het spel niets aan de leider overbrengen.
2.   (a) De blinde mag zijn hand niet uitwisselen met die van de leider.
(b) De blinde mag niet opstaan om het spelen van de leider te volgen.
(c) De blinde mag niet kijken naar de beeldzijde van een kaart in de hand van een der tegenspelers.
3.   Een tegenspeler mag zijn hand niet tonen aan de blinde.

B. Straffen voor overtreding

1. De blinde kan volgens artikel 90 worden bestraft voor elke overtreding van de beperkingen, opgesomd in A1 en A2.
2. Als de blinde, na overtreding van de beperkingen, opgesomd in A2:
(a) de leider waarschuwt niet uit de verkeerde hand voor te spelen, mag elk van de tegenspelers bepalen, uit welke hand de leider moet voorspelen;
(b) de eerste is die de leider vraagt of het spelen van een kaart uit de hand van de leider een verzaking is, moet de leider, indien hij een onreglementaire kaart speelde, een juiste kaart hiervoor in de plaats spelen en zijn de bepalingen van artikel 64 van toepassing alsof de verzaking voldongen was.
3. Als de blinde, na zijn overtreding van de beperkingen opgesomd in A2, als eerste de aandacht vestigt op een onregelmatigheid begaan door een tegenstander, is er geen onmiddellijke rechtzetting. Het spel gaat verder alsof er geen onregelmatigheid heeft plaatsgevonden. Als de tegenspelers voordeel hebben gehaald door de onregelmatigheid, neemt de wedstrijdleider dat voordeel weg door hun score aan te passen. De partij van de leider behoudt de score die aan tafel behaald werd.

ARTIKEL 44 Volgorde en verloop van het spelen

A. Voorspelen in een slag

De speler die in een slag voorspeelt, mag elke kaart uit zijn hand spelen (tenzij hij is onderworpen aan een beperking na een onregelmatigheid, begaan door zijn partij).

B. Bijspelen in een slag

Na het voorspelen speelt iedere speler op zijn beurt een kaart en de vier aldus gespeelde kaarten vormen een slag (voor de wijze waarop de kaarten moeten worden gespeeld en gerangschikt, zie artikel 45 respectievelijk 65).

C. Verplichting om te bekennen

Bij het spelen in een slag moet elke speler indien mogelijk bekennen. Deze verplichting gaat boven alle andere voorschriften van de spelregels.

D. Niet kunnen bekennen

Indien een speler niet kan bekennen, mag hij elke andere kaart spelen (tenzij hij is onderworpen aan een beperking na een onregelmatigheid, begaan door zijn partij).

E. Slagen met troeven

Een slag die troef bevat, wordt gemaakt door de speler die de hoogste troef heeft gespeeld.

F. Slagen zonder troeven

Een slag die geen troef bevat, wordt gemaakt door de speler die de hoogste kaart van de voorgespeelde kleur heeft gespeeld.

G. Voorspelen na de eerste slag

Het voorspelen in de volgende slag gebeurt vanuit de hand die de vorige slag gewonnen heeft.

ARTIKEL 45 Gespeelde kaart

A. Spelen van een kaart

Elke speler behalve de blinde speelt een kaart door haar uit zijn hand te nemen en met de beeldzijde naar boven 1) voor zich op tafel te leggen.

1) (De uitkomst geschiedt eerst met de beeldzijde naar beneden, tenzij het Bondsbestuur anders voorschrijft. (Het Bondsbestuur schrijft voor dat uitkomsten gedaan worden met de beeldzijde naar beneden.)

B. Het spelen uit de blinde

De leider speelt een kaart uit de blinde door haar te noemen, waarna de blinde de kaart opneemt en met de beeldzijde naar boven op tafel legt. Bij het spelen uit de blinde mag de leider zo nodig de gewenste kaart zelf opnemen.

C. Kaart beschouwd als gespeeld

1. Een kaart van een tegenspeler die zo gehouden wordt, dat zijn partner de beeldzijde zou kunnen zien, wordt geacht in de lopende slag gespeeld te zijn (zie artikel 45E als de tegenspeler al een reglementaire kaart in die slag heeft gespeeld).
2. De leider wordt geacht een kaart uit zijn hand gespeeld te hebben als ze
(a) met de beeldzijde naar boven zo wordt gehouden, dat ze de tafel raakt of nagenoeg raakt; of
(b) zo wordt gehouden dat aangegeven wordt dat de kaart gespeeld is.
3. Een kaart van de blinde is gespeeld als ze opzettelijk door de leider is aangeraakt anders dan om de kaarten te rangschikken, of een kaart onder of boven de aangeraakte kaart te bereiken.
4.   (a) Een kaart is gespeeld als een speler haar noemt of anderszins aanduidt als de kaart die hij wil spelen (maar zie artikel 47).
(b) De leider mag een onbedoeld aangeduide kaart van de blinde veranderen tot hij een kaart speelt uit ofwel zijn eigen hand ofwel uit die van de blinde. Hij mag de kaart veranderen na een verspreking, maar niet na concentratieverlies of een verandering van gedachte. Maar als een tegenstander op zijn beurt een kaart heeft gespeeld die reglementair was vóór de wijziging van de aanduiding, mag die tegenstander de aldus gespeelde kaart terugnemen en vervangen door een andere (zie artikel 47D en 16C1).
5. Een grote of kleine strafkaart kan verplicht gespeeld moeten worden (zie artikel 50).

D. De blinde pakt een niet-aangeduide kaart

  1. Als de blinde een kaart als gespeeld hanteert zonder dat ze door de leider is genoemd, moet deze kaart worden teruggenomen als de aandacht erop wordt gevestigd voordat een speler van beide partijen in de volgende slag heeft gespeeld. Een tegenspeler mag een kaart terugnemen die gespeeld is na de vergissing maar voordat de aandacht daarop werd gevestigd; als de RT van de leider een andere kaart speelt, mag ook de leider een kaart terugnemen die hij daarop in die slag had bijgespeeld (zie artikel 16C).
  2. Als het te laat is om de verkeerd gelegde kaart (zie boven) te veranderen, gaat het spel normaal verder zonder dat er een kaart veranderd wordt in deze of enige volgende slag. Als de verkeerd gelegde kaart de eerste kaart van een slag was, kan het nalaten van het spelen van een kaart van dezelfde kleur als de verkeerd gelegde kaart een verzaking inhouden (zie de artikelen 64A, 64B7 en 64C). Als de verkeerd gelegde kaart werd gespeeld in een al lopende slag en de blinde met de kaart verzaakte, zie artikel 64B3 en 64C.

E. Vijfde kaart in een slag

  1. Een door een tegenspeler bijgespeelde vijfde kaart in een slag wordt een strafkaart, te behandelen volgens artikel 50, tenzij de wedstrijdleider oordeelt dat het een voorspelen betrof, in welk geval artikel 53 of 56 van toepassing is.
  2. Als de leider een vijfde kaart in een slag uit zijn hand of uit de blinde bijspeelt, wordt deze opnieuw aan de hand toegevoegd zonder verdere rechtzetting, tenzij de wedstrijdleider oordeelt dat het een voorspelen betrof, in welk geval artikel 55 van toepassing is.

F. De blinde duidt een kaart aan

Nadat de blinde zijn hand heeft opengelegd, mag hij zonder opdracht van de leider geen kaarten meer aanduiden of aanraken (behalve om ze te rangschikken). Doet hij dit toch, dan behoort de wedstrijdleider direct te worden ontboden en op de hoogte gebracht van de feiten. Het spel gaat verder. Op het einde van het spel dient de wedstrijdleider een arbitrale score te geven als hij van oordeel is dat de blinde een bepaalde speelwijze aan de leider suggereerde en de tegenspelers door de gesuggereerde speelwijze zijn benadeeld.

G. Slag dichtleggen

Een speler behoort zijn kaart niet dicht te leggen voordat alle vier de spelers in de slag hebben gespeeld.

ARTIKEL 46 Onvolledige of ongeldige aanduiding van een kaart uit de blinde

A. Juiste wijze om kaart uit de blinde aan te duiden

Bij het noemen van een uit de hand van de blinde te spelen kaart behoort de leider duidelijk zowel de kleur als de hoogte van de gewenste kaart te noemen.

B. Onvolledige of ongeldige aanduiding

In geval van een onvolledige of ongeldige aanduiding door de leider ten aanzien van de te spelen kaart uit de blinde gelden de volgende beperkingen (tenzij de andere bedoeling van de leider onomstotelijk vaststaat):
1.   (a) Als de leider bij het spelen uit de blinde “hoog” zegt of woorden van gelijke strekking gebruikt, wordt hij geacht de hoogste kaart in de voorgespeelde kleur genoemd te hebben.
(b) Als hij de blinde opdraagt de slag te nemen, wordt hij geacht de laagste kaart in de voorgespeelde kleur te hebben genoemd waarvan bekend is dat deze de slag zal winnen.
(c) Als hij “laag” zegt of woorden van gelijke strekking gebruikt, wordt hij geacht de laagste kaart in de voorgespeelde kleur te hebben genoemd.
2. Als de leider de kleur aanduidt maar niet de hoogte van de kaart, wordt hij geacht de laagste van de aangegeven kleur te hebben genoemd.
3. Als de leider de hoogte van de kaart aanduidt maar niet de kleur, geldt:
(a) Bij het voorspelen wordt de leider geacht de kleur te vervolgen waarmee de blinde de voorafgaande slag gemaakt heeft indien er een kaart van de aangegeven hoogte in die kleur aanwezig is.
(b) In alle andere gevallen moet de leider een kaart van de aangegeven hoogte uit de blinde spelen als dit reglementair mogelijk is; maar als er twee of meer kaarten zijn die reglementair gespeeld kunnen worden, moet de leider aangeven welke hij bedoelt.
4. Als de leider een kaart noemt die niet in de blinde aanwezig is, is de aanduiding ongeldig en mag de leider elke reglementaire kaart kiezen.
5. Als de leider het spelen van een kaart aangeeft zonder de kleur of de hoogte te noemen (door bijvoorbeeld te zeggen “Speel maar iets” of woorden van gelijke strekking), mag elke tegenspeler aangeven welke kaart uit de blinde gespeeld moet worden.

ARTIKEL 47 Terugnemen van gespeelde kaart

A. Om te voldoen aan een rechtzetting

Een eenmaal gespeelde kaart mag teruggenomen worden als de rechtzetting van een onregelmatigheid dat vereist (maar een teruggenomen kaart van een tegenspeler kan een strafkaart worden, zie artikel 49).

B. Om een onreglementair spelen te herstellen

Een gespeelde kaart mag teruggenomen worden om een onreglementair spelen te herstellen (wat de tegenspelers betreft, behalve zoals bepaald in dit artikel, zie artikel 49 – strafkaart). Voor gelijktijdig spelen, zie artikel 58.

C. Om een onbedoelde aanduiding te wijzigen

Een gespeelde kaart mag worden teruggenomen en opnieuw aan de hand toegevoegd zonder verdere rechtzetting na een wijziging van een aanduiding zoals toegestaan in artikel 45C4(b).

D. Na wijziging van het spelen door een tegenstander

Na een wijziging van het spelen door een tegenstander mag een gespeelde kaart zonder verdere rechtzetting worden teruggenomen en vervangen door een andere (artikel 16C en artikel 62C2 kunnen van toepassing zijn).

E. Wijziging van het spelen op basis van verkeerde informatie

1. Wie voor de beurt heeft voorgespeeld (of een kaart gespeeld), neemt de gespeelde kaart zonder verdere rechtzetting terug als hij van een tegenstander de onjuiste informatie had gekregen dat het zijn beurt was om voor te spelen of te spelen (zie artikel 16C). In deze situatie mag de voorgespeelde of gespeelde kaart niet door de LT worden geaccepteerd en artikel 63A1 is niet van toepassing.
2.   (a) Een speler mag de kaart die hij gespeeld heeft als gevolg van een verkeerde uitleg van een bied- of speelwijze en voordat die verbeterd werd, zonder verdere rechtzetting terugnemen maar alleen als er in die slag geen volgende kaart is gespeeld (zie artikel 16C). Een uitkomst mag niet meer teruggenomen worden nadat de blinde een kaart met de beeldzijde naar boven op tafel heeft gelegd.
(b) Wanneer het te laat is voor herstel volgens (a), kan de wedstrijdleider een arbitrale score toekennen.

F. Anderszins terugnemen

  1. Een kaart mag teruggenomen worden zoals bepaald in artikel 53B.
  2. Behalve in de gevallen bepaald in dit artikel mag een eenmaal gespeelde kaart niet worden teruggenomen.